
Hij staat me nog bij alsof het gisteren was… een indrukwekkende wolkbreuk in de nacht van 5 op 6 juli 1972. Wij woonden nog maar nét in Dordrecht, die malle verhuizing naar die rommelige Dordtse buitenwijk in wording vond ik tóch al niet zo’n goed idee van mijn ouders en nu kwam ik nota bene óók nog eens in eens soort rampgebied terecht. Ach, wist ik veel… ik was als kind nu eenmaal domweg gelukkig in ons flatje in Hoogvliet, maar mijn vader vond hier emplooi als chef van de Dordtse ambulancedienst – een functie die ook nog eens gepaard ging met ‘voorrang’ op een heus rijtjeshuis – en dus waren we zomaar ineens Sterrenburg-pioniers.
Over een paar weken is het precies een halve eeuw geleden dat die wolkbreuk boven het zuidwestelijk deel van ons land (vooral boven Dordt, bleek later) toesloeg en ik herinner me vooral een angstige nacht die eigenlijk nooit nacht werd omdat het voortdurend bleef weerlichten. De volgende ochtend werd duidelijk dat mijn ‘nieuwe’ woonplaats uitzonderlijk zwaar getroffen was: veel straten stonden blank, waardoor diverse woonhuizen vol water liepen, tunnels moesten worden leeggepompt en veel Dordtenaren kwamen, dankzij al die waterschade, in grote financiële problemen terecht. Aankloppen bij de gemeente voor financiële compensatie had in eerste instantie totaal geen nut aangezien het gemeentebestuur op het standpunt stond dat het hier een verzekeringskwestie betrof. De kranten (niet alleen die in Dordt trouwens) schreven kolommen vol over zoveel onrecht en twee weken later besloot het college van burgemeester en wethouders dan ook om door de wolkbreuk getroffen Dordtenaren met een bruto inkomen lager dan 1500 gulden per maand volledig schadeloos te stelen. Met die affaire was ik als kind destijds natuurlijk totaal nog niet bezig; ik herinner me vooral een angstige en slapeloze nacht. Nu ben ik, voor een vervolgverhaal, op zoek naar úw herinneringen aan deze ‘rampnacht.’ Uw verhalen zijn van harte welkom op k.thies@ad.nl.