
Soms zit je als columnist met een dilemma… dan denk je: moet ik hier nou wél of juist niet over schrijven? Huil ik nu niet ál te zeer mee met de wolven in het bos en kom ik daardoor uiteindelijk niet verder dan 320 woorden aan zinloos gezever over een ‘kwestie’ waar inmiddels tóch niks meer aan te veranderen is? De kwestie waarover ik het heb is de aanleg (momenteel) van een zogeheten waterstofstation naast de huidige BP aan de Laan der Verenigde Naties. Die werkzaamheden vinden voor een groot deel in de nachtelijke uurtjes plaats en ik overdrijf écht niet als ik zeg dat vele honderden, misschien zelfs wel duizenden Dordtenaren hier behoorlijk onaangenaam door getroffen zijn. Het lawaai én die trillingen die met deze werkzaamheden gepaard gaan, zijn namelijk voor mensen die daar relatief dichtbij wonen (en zélfs voor mensen die er, op specifieke plekken, verder vanaf wonen) simpelweg niet te harden. Het resultaat: slapeloze nachten, een ernstig gevoel van onbehagen omdat hier niet tegenaan te klagen valt (dat helpt immers geen biet) en dus héél veel chagrijn. En los van de discussie over de nut en de noodzaak van zo’n station (da’s een vraagstuk op zich) vind ik, uit de grond van mijn hart, dat de inwoners van deze stad door de gemeente in het ootje zijn genomen. Waarom? Omdat de wettelijk verplichte inspraakprocedure héél tactisch nét lang genoeg ‘onder de radar gehouden’ is, waardoor bezwaar aantekenen op voorhand al een onmogelijkheid was. De inwoners van deze stad zijn daardoor als het ware met een ‘reeds voldongen feit’ opgezadeld. ‘We gaan het zó doen, want dát is het beste en verder geen gejengel.’ Dáár komt het eigenlijk een beetje op neer. Door mensen al in het voortraject buiten de discussie te houden heeft het vertrouwen in de politiek wederom een enorme knauw opgelopen. Wat zeg ik, politiek? Nee, schaamteloos regentengedrag is het… anders niks.