
Het is laat, ik zit op de bank en wil naar bed. Alleen moet Blafmans nog een plasje doen en vanuit haar mandje strekt ze zich al met frisse tegenzin uit voor dat onontkoombare laatste rondje. Dan krijg ik een berichtje: mijn lief had avonddienst op de krant en laat me weten hoe laat ze in Dordt arriveert. Da’s een zachte hint voor ‘Als je nou tóch nog wakker bent, kom me dan maar even tegemoet lopen’ en aangezien ze al ‘bij Blaak’ rijdt, schuif ik Blafmans, snel haar halsband om. Nog wat na geeuwend wandelen mijn viervoeter en ik nog geen halve minuut later richting station.
Half verscholen in de bosschages bij La Venezia zit een zwerver te poepen. Zonder enige gene zwaait hij naar me en enigszins verbouwereerd zwaai ik nog terug ook. Op de hoek van de Vest en de Johan de Wittstraat word ik voorbij gescheurd door vier jongens op één gifgroene elektrische deelscooter. Dat past kennelijk allemaal nét als je Somalisch en superslank bent. De bestuurder houdt het roer maar ternauwernood recht en de jongens gieren het uit van de lach. Even moet ik grinniken om zóveel lol, maar tegelijkertijd heb ik toch ook wel mijn vaderlijke bedenkingen over dit levensgevaarlijke avontuur.
Ter hoogte van Bristol zie ik zwerver Gary liggen. Zijn uitbundige gesnurk op vier volle Jumbo-tassen klinkt als een doodsstrijd in een horrorfilm. Als Blafmans hem op baardhoogte besnuffeld komt hij schielijk overeind. Hij herkent me en begroet me met een goed bedoelde grom. Ik grom vriendelijk terug.
Aangekomen bij het station ben ik getuige van een luidruchtige woordenwisseling tussen twee stomdronken echtelieden. Die ruzie gaat gewoon door in Lijn 5, van waaruit de chauffeur me mistroostig aanstaart. Nog één minuutje wachten, dan zal mijn lief het OV-poortje uit komen. Ik hou oprecht van mijn stad, maar verlang nu toch even ernstig naar de vakantie op Terschelling, die nog in het verschiet ligt.