
Een stad is altijd in beweging. Da’s een cliché van hier tot Tokio natuurlijk, maar daarom niet minder waar. Ik woon nu op een haar (lees jaar) na, alweer drie decennia aan de Vest… zo’n beetje ‘aan de kop’ van de Vriesestraat en om de hoek van het Vrieseplein.
Saai was het hier tot dusver nooit… ik zag er een parkeergarage verschijnen, pollers komen en weer gaan, ik ontdekte dat de levensduur van een winkel of een eethuisje aan de Vriesestraat gemiddeld zeven jaar beslaat (uitzonderingen daargelaten) en ik was een vaste bezoeker van winkelcentrum Drievriendenhof, toen zich daar nog een versmarkt en een gemêleerd winkelaanbod bevond. Vandaag de dag loop ik daar, vooral als het regent, alleen nog maar haastig doorheen, op weg naar huis of Sarisgang, want de Drievriendenhof is, als gevolg van op geldbeluste grootgrondbezitters en ‘dwalende’ gemeentebestuurders, verworden tot een tochthal, waar hooguit nog wat pubers amechtig op jacht zijn naar kledingkoopjes van een Ierse textielgigant. Verder zag ik het gebouw waar mijn kinderen op school gingen veranderen in een (overigens uitstekend) verzorgingshuis, ik zag mijn straat opknappen met bijzondere zelfbouwwoningen op de plek waar ooit de gemeentereiniging een veegpost annex stalling beheerde, ik zag twee prachtige houten kunstwerken in de Spuihaven (gelegen aan mijn achtertuin) verrijzen en ik zag er, naast het fantastisch gerenoveerde museum, een doorgang naar de Museumstraat verschijnen. Nog altijd trouwens woon ik met veel genoegen aan de Vest, want mijn voorgevel staat midden in die heerlijke ‘stadshectiek’ (op één minuut lopen van bioscoop, terrassen en winkels) terwijl ik me, in mijn lange en boomrijke stadstuin aan de Spuihaven in een natuurgebied waan.
En oh ja… er zou aan het Vrieseplein óók nog een hotel komen, waardoor het plein eindelijk weer smoel en ‘pleinstatus’ krijgt. Alleen eh… dát gelooft echt geen buurtbewoner meer, want een ‘bevalling’ die zó lang duurt (bijna elf jaar inmiddels) kan nóóit een goeie afloop hebben.