
Achteraf is het mooi wonen, zei ooit Theo Maassen. Ik begon, in het jaar dat hij die grap in een van zijn shows maakte, toevallig nét aan mijn dagelijkse column in dit dagblad en ik knoopte vooral de gedachte áchter die opmerking goed in mijn oren. Als columnist, zo nam ik me voor, ga ik me niet verlagen tot het ‘halen’ van achterafgelijkjes.
En ook al zal ik me daar, in één van de 3000 columns die ik inmiddels voor deze krant schreef, vast wel eens aan bezondigd hebben, mijn uitgangspunt is en blijft dat je als columnist met je kritiek toch vooral ‘aan de voorkant’ van een proces hoort te ‘zitten.’ Dán kun je hooguit een keertje zeggen: ik hád voorspeld dat het mis zou gaan en dat gebeurde ook… maar dan wordt het nooit een makkelijk inkoppertje achteraf.
Eerder deze week las ik in mijn krant dat de Prins Clausbrug een prijs had gewonnen. Het betrof hier de zogeheten ‘Staalprijs 2022 in de categorie infrastructuur.’ Op zich is er natuurlijk helemaal niks mis met die prijs van de Nederlandse staalbouwers, maar om dat nou, zoals ik in diverse media tegenkwam, te ‘vertalen’ tot mooiste en beste brug van Nederland lijkt me wat overdreven. En zo kom ik terug op mijn stelling over achterafgelijkjes. Die brug is uiteindelijk prachtig geworden, maar feit is dat ‘ie beschamend duur uitpakte en ik vind dat de gemeenteraad hier eerder en nadrukkelijker aan de noodrem had moeten trekken. Bij de eerste gesprekken over deze loop- en fietsverbinding tussen binnenstad en Stadswerven ging het immers nog om een kostenplaatje van enkele miljoenen… dat werden er 9 en uiteindelijk zelfs 12 en de Dordtse gemeenteraad heeft dat té makkelijk laten passeren. De begrippen ‘zondegeld’ en ‘braniebrug’ zullen, in ieder geval wat mij betreft, voor altijd met de Prins Clausbrug verbonden blijven. Kortom, die prijs is gewoon verdiend… want we hebben er immer ‘de hoofdprijs’ voor betaald.