
Op tv zie ik een jonge presentator ‘meehobbelen’ met politiemensen op straat. Het is een simpel, maar op zich altijd boeiende programmaformule, die al zo oud is als de weg naar Kralingen. Ik maakte een jaar of 25 geleden zelf ook zoiets voor een van de commerciële zenders en op zich is het format van dit soort programma’s nooit wezenlijk veranderd. De inhoud echter wél. De serie waar ik destijds de eindredactie op voerde speelde zich namelijk af in de jaren negentig en draaide vooral om ‘kleine’ boefjes die relatief kleine vergrijpen pleegden; inbrekers, fietsendieven, ‘lastige’ voetbalsupporters en oplichters van Oosteuropese origine voerden hierin de boventoon. Wat ik in deze actuele serie (getiteld Bureau Arnhem) zie zijn vooral hard werkende politieagenten die bezig zijn om mensen in geestelijke nood te helpen. In deze aflevering bijvoorbeeld betrof het een verwarde jongen van wie vermoed werd dat hij zich voor de trein wilde werpen. Hij werd van het perron gehaald, twee agenten voerden een gesprekje met hem en op enig moment werd (na wat heen en weer gebel) een hulpverlenende instantie ingeschakeld. In een vraaggesprekje met een van de dienstdoende agenten werd al snel duidelijk dat ‘dit soort gevallen’ (directe hulpverlening aan mensen in psychische nood) inmiddels bijna 60 procent van het dagelijks werk van de geüniformeerde dienst omvat. En ja, natuurlijk liggen zaken als de recente transitie (veel landelijke zorgtaken zijn door het Rijk als het ware over gemeentelijke muurtjes ‘geflikkerd’) én corona (toenemende eenzaamheid in de samenleving) daar deels aan ten grondslag, maar feit is en blijft dat politiemensen tegenwoordig vooral ‘de rommel’ opruimen van een overheid, die in dit land haar zaakjes op het gebied van geestelijke hulpverlening simpelweg niet op orde heeft. Ook in Dordt zie ik tegenwoordig vooral politiemensen die het overgrote deel van hun dag (of nacht) bezig zijn met eh… ‘pappen en nathouden.’
Geloof me, ze zouden echt liever boeven vangen.