
Iets met focus, bolling, lichtinval en twee ogen die kennelijk nét niet helemaal hetzelfde zien. Ik snap er eigenlijk niet veel van, maar heb bewondering voor de jonge dame die zich, met zóveel geduld en toewijding, op mijn grijsblauwe stuiters gestort heeft. ‘Zo, dát was de meting… nu de bril zelf nog,’’ zegt ze, als ze even later met koffie en computeruitdraai aanschuift aan het tafeltje waaraan ik door haar oudere collega geposteerd ben. Het resultaat was, ten opzichte van vorig jaar, niet schrikbarend. ‘Klein beetje achteruitgang aan het rechteroog, links is hetzelfde gebleven.’
Vervolgens loop ik wat muurtjes met monturen af en natuurlijk grijp ik weer naar de bril die het meest lijkt op het exemplaar dat op mijn neus staat. Ik keer terug aan tafel met mijn keuze en zij zegt tactisch: ‘Ja, die lijkt veel op uw huidige bril… ander kleurtje montuur, dát dan weer wel.’
Ik schiet in de lach en zeg: ‘Je bedoelt eigenlijk, lafaard. Zou je niet eens wat nieuws proberen? Nu is het haar beurt om te lachen. ‘Dat zou ik nooit durven zeggen, maar nu u er tóch zelf over begint.’ Ze staat op, loopt naar een ladekast en nog binnen een minuut is ze alweer terug met drie hypermoderne monturen in felle kleurschakeringen. ‘Probeer deze nou eens. Gewoon een heel andere look in het nieuwe jaar.’
Ik neem er de tijd voor, maar ondanks haar complimentjes (‘Ja, dit model maakt echt een stuk jonger’) eindig ik toch weer bij een simpel, rond, roestbruin gevalletje. Zij kijkt nog wat bedenkelijk, maar dan komt haar oudere collega om het hoekje kijken: ‘Ja, deze is echt hélemaal u’, stelt ze vol overtuiging vast.
De jonge vrouw is nu ook om en zegt: ‘Ach, wie ben ik in hemelsnaam om mijn moeder tegen te spreken?’
Als ik mijn bril, twee weken later kom ophalen voelt ie toch een beetje aan als een eh… traplift.