
In januari, zo schreef ik afgelopen weekend, draaide het in stad en streek vooral over de tonnen aan vuurwerkschade die (weer eens) door vandalen is aangericht. Daar kom ik nog even op terug want, toen ik vervolgens mijn ‘vuurwerkcolumns’ van de afgelopen elf jaar doorspitte, ontdekte ik een patroon met kenmerken van een eeuwig durende soapserie die gestaag extremer werd.
Hoe dat patroon er uit ziet? Simpel: eerst klagen we steen en been over geluidsoverlast van steeds vroeger en luider knallende knulletjes in Stadspolders en Sterrenburg maar tegelijkertijd (héél gek want tegenstrijdig) mopperen we óók nog eens op politici die het vrij afschieten van vuurwerk nou juist aan banden proberen te leggen (‘Help, ze pakken onze tradities af!’). Intussen poogt het gemeentebestuur een en ander nog enigszins in banen te leiden met de belofte dat er een groot publiek ‘pampervuurwerk’ komt, hetgeen eigenlijk nutteloos en zinloos duur is, want je houdt er geen vuurwerkvandaal mee van de straat. Dan is er altijd weer die hectische, ja ietwat stekelige decembermaand waarin vooral onze huisdieren en oudere stadsgenoten het moeten ontgelden (dieren lopen trauma’s op, senioren mijden de straat) en mopperen we, nét uitgemopperd over de kleur van Piet, over ál dat veel te luide en soms levensgevaarlijke illegale knal- en sloopvuurwerk.
In januari volgt dan ‘De Grote Afrekening’ waarbij het mij opvalt hoe ‘gelaten’ wij (burgers én lokale overheid dus) dit tegenwoordig over ons heen laten komen. Let maar op; volgende maand zal blijken dat we op dit eiland ‘gewoon’ wéér een halve ton moeten bijpassen ter vervanging van gesneuvelde prullenbakken en ander ‘straatmeubilair.’ Alleen dáárover fronse we, inmiddels moppermoe, hooguit nog de wenkbrauwen, terwijl we terugverlangen naar hoe deze soapserie ooit begon: champagneglas heffen met de familie, wat pijltjes afsteken voor de deur met de kinderen, buren een gelukkig nieuw jaar wensen, zelf de rotzooi opruimen en dan… naar bed. Morgen uitbuiken en skispringen kijken. Toen was geluk…