
Job is wat je noemt een creatief bedelaar. Ik probeer hem nog wel eens te ontlopen – vooral als ik even geen losgeld in mijn zak heb – maar hij staat meestal dermate strategisch opgesteld bij de supermarkt dat er geen ontkomen aan is. Daarbij komt dat mijn Blafmans hem boeiend vindt, dus ook al probéér ik hem nog wel eens ‘per ongeluk’ (door nét toevallig de andere kant op te kijken) te passeren, dan huppelt mijn viervoeter, aandachtsjunk bij uitstek, wel weer kwispelstaartend op hem af.
Met creatief bedoel ik dat Job mijn columns leest en dat hij daardoor altijd wel een aardige openingszin in huis heeft. ,,Jammer hè, van die hertjes in het Merwesteinpark?’ Of: ‘Wat een toestanden weer bij Beter voor Dordt. Die gasten maken alléén maar ruzie.’ Dat leidt dan altijd wel tot een gesprekje met uiteindelijk maar één uitkomst, want eh… ‘meneer de columnist schrijft toch altijd zó liefdevol over de minder bedeelden in onze samenleving? Dan heeft hij vast wel een eurootje over voor een eenvoudige straatkrantverkoper.’’
Nu is dat laatste niet eens waar, want Job verkoopt al jaren helemáál geen straatkranten meer. Onlangs stond hij op de Sarisgang het (gratis) lokale weekblad te verpatsen en vorige week probeerde hij me, voor de deur van de Appie nota bene, een folder van de Dirk aan te smeren.
Mijn inmiddels ietwat versleten smoesjes over chronisch kleingeldgebrek maken sowieso geen indruk, want Job heeft voor elk probleem een oplossing. ,,Binnen staat een geldautomaat, dus ik stel voor dat je eerst even pint en als je dan je boodschappen gedaan hebt schiet er vast wel wat kleingeld over.’
Sinds enkele weken vraag ik Job, bij overhandiging van een eurootje altijd wat plagerig om een bonnetje. Gisteren had hij me tuk, want hij overhandigde me er zowaar een; handgeschreven, dat wel, maar toch….
De lachbui die dat bij me veroorzaakte was trouwens minstens het dubbele waard.