
Polderen… ik vind dat nog altijd een prachtig begrip. Het woordenboek omschrijft dit begrip als volgt: compromissen sluiten en samenwerken als kernpunt van politiek beleid. Da’s een aardige omschrijving, maar volgens mij kan het mooier; polderen is de nadrukkelijke wens uitspreken om er samen uit te komen, polderen is je politieke tegenstander recht in de ogen kijken en proberen een kwestie door ‘de ogen van die ander’ te bekijken en bereid zijn om water bij de wijn doen. Natuurlijk kleven er ook nadelen aan polderen, want met polderoplossingen (compromissen dus) is eigenlijk altijd iedereen hooguit slecht deels tevreden en soms zelfs ontevreden. Té waterige wijn is immers niet te zuipen.
Maar polder je niet, en ga je dus keihard voor óf het een, óf het ander, dan zijn er enerzijds altijd mensen teleurgesteld en anderzijds mensen volledig voldaan. Toch hou ik een voorkeur voor polderen en om die reden vind ik het bijvoorbeeld wel interessant dat we momenteel een college in deze stad hebben waarin zowel de VVD als GroenLinks een ‘gelijkwaardig dikke vinger’ in de pap hebben. In dat college, zo vermoed ik althans, moet dus veel worden gepolderd; over hertjes in het Merwesteinpark bijvoorbeeld. Die mogen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vanaf volgend jaar niet meer gehouden worden op omheinde stukjes grond en dus wordt de bok binnenkort gesteriliseerd om langzaam af te bouwen. Negen partijen in de gemeenteraad (onder wie trouwens óók de VVD) willen die beslissing uitstellen. Met een goeie reden ook, want wat blijkt: damherten zijn weliswaar wilde dieren, maar door generaties lang in hertenkampen en kinderboerderijen te zijn gehuisvest, zijn ze inmiddels dusdanig gedomesticeerd dat ze eigenlijk (net als schapen) niet buitengewoon ongelukkig zijn in afgebakende gebieden waar ze liefdevol verzorgd worden. Dat heb ik niet verzonnen, maar dat concluderen wetenschappers. Kortom, hier moet – met een beetje goeie wil van beide kanten – toch een oplossing te ‘polderen’ zijn?