
Wandelingen met Blafmans zijn steeds kleine ontdekkingsreizen; altijd weer merk ik wel iets ‘nieuws’ op (een gevelsteen, een ouwe reclametekst) die me tot op heden kennelijk ontgaan was. Steeds vaker ook denk ik, als er ergens weer een nieuw winkeltje of horecatentje verschijnt: ,,Wat was er hiervoor nou ook alweer in dit pand gevestigd? Of, waar zat vroeger nou precies Turksma, de hoedjeswinkel of die ‘ouwe’ Bengel?’’ Ik weet het meestal wel ongeveer, maar door die vele wisselingen in de loop der jaren, raak ik soms het spoor wat bijster. Hoe dan ook, een van de leukste dingen aan wonen in hartje Dordt is dat je altijd toerist in eigen stad blijft.
Wat ik ook vaak heb, vooral als ik in een andere (enigszins met Dordt vergelijkbare) stad rondwandel, is dat ik denk: ,,Hé, waarom doen wij dat eigenlijk niet?’’ Dat had ik afgelopen weekend, toen ik een dagje (plus nachtje) Deventer deed. Dordt en Deventer hebben veel met elkaar gemeen; het zijn allebei steden ‘aan de rivier’ met een in veel opzichten rijk en kleurrijk verleden en ook qua ‘smoel’ hebben ze veel met elkaar gemeen. Nu mijn punt: tijdens mijn wandeling door Deventer kwam ik op tientallen panden mooie poëzie en proza tegen… vaak met fraaie geschilderde letters op muren, daken en deuren en soms letterlijk gebeiteld in de straat, waaronder deze van Etty Hillesum: ‘Al blijft ons één nauwe straat waardoor we mogen gaan, boven die straat staat toch de hele hemel.’ Mooi toch?
In Dordt wil ik dat ook zien. Toegegeven, op het Damiatebolwerk staat de prachtzin ‘Wat blijft komt nooit terug’ van dichter Jan Eijkelboom, maar ik zou het fantastisch vinden als we hier veel meer heerlijke hersenspinsels van Eijkelboom, Buddingh’, Giphart, Top Naeff, Jacques Perk, Marieke van Leeuwen, Kees Klok én die van jonge (niet eens per se bekende) schrijvers en dichters in het straatbeeld zouden tegenkomen. Veel hoeft dat niet te kosten toch?